Met de laserpointer kan de operator de rand of een ander kenmerk van de plaat fysiek identificeren met een bekende locatie op de snijmachine. Het vereenvoudigt de basisinstelling, verkort doorlooptijden en voorkomt schroot
- Gebruikt door de operator om de rand van een plaat te identificeren door fysiek twee punten langs een rand te lokaliseren
- Om de laseraanwijzer te gebruiken voor plaatuitlijning, activeert de operator de plaatuitlijningsroutine (rotatie van het onderdeelprogramma)
- Nadat de nodige punten zijn geïdentificeerd, wordt het gehele onderdeelprogramma automatisch verschoven (geroteerd) naar de werkelijke plaatpositie
- Het onderdeelprogramma kan worden uitgevoerd om het stuk of het nest te snijden alsof de plaat haaks op de machineassen staat
- Vereenvoudigt de instellingen, verkort cyclustijd en schroot